Ruim 475.000 jaar geleden maakten mensachtigen bij de Kalambo-watervallen in Zambia een inkeping in een stuk hout zodat het precies op een ander stuk hout paste.

, aldus archeologen van de Universiteit van Liverpool die hun ontdekking deze woensdag in Nature publiceerden. Rondom de met elkaar verbonden houtblokken troffen ze ook werktuigen aan, variërend van 390.000 tot 324.000 jaar oud.

Deze rijkdom aan vondsten is bijzonder, want bewerkt hout uit de Steentijd is uiterst zeldzaam. Dood hout overleeft alleen in zeer droge omstandigheden, of in een ondergelopen omgeving waar geen zuurstof bij het materiaal komt, zoals het geval was bij de Kalambo-watervallen. Archeologen hebben eerder houten werktuigen gevonden in Europa en China van 400.000 jaar oud, waarschijnlijk gebruikt bij het jagen en verzamelen. De met elkaar verbonden balken uit het Nature-artikel zijn dus flink ouder.

Blootgesteld

Voor het dateren van hun vondst verfijnden de onderzoekers een reeds bestaande techniek. Ze keken naar het laatste moment waarop de mineralen in het zand rondom de houten objecten voor het laatst aan zonlicht waren blootgesteld. Dat leverde een datering op van minstens 476.000 jaar geleden.

Naast de aan elkaar bevestigde blokken hout – het stuk met de inkeping erin was 141 centimeter lang - lagen onder meer een houten wig en een stok die gebruikt kon worden om te graven. Alle objecten droegen sporen van bewerking met steen. De archeologen hadden daarvan gedetailleerde foto’s genomen op de vindplek en die beelden bleken later hard nodig: als gevolg van de blootstelling aan zuurstof verdwenen veel krassen in het hout.

De onderzoekers speculeren in hun artikel over het gebruik van de twee aan elkaar gelinkte balken. Mogelijk zou het kunnen gaan om de fundering van een woning, of een loopplank die ervoor moest zorgen dat de bewoners van dit natte gebied zich met droge voeten konden voortbewegen.

Klusjes

Hoofdauteur Larry Barham zegt in een persbericht dat deze vondst veranderd heeft hoe hij denkt over de cognitieve ontwikkeling van vroege menselijke voorouders. „Ze transformeerden hun omgeving om het leven eenvoudiger te maken, al was het maar door een platform te maken waarop ze konden zitten bij het doen van hun dagelijkse klusjes. Deze lui leken meer op ons dan we dachten.”

Die conclusie gaat Wei Chu iets te ver. Hij is paleontologisch archeoloog, werkt bij de Universiteit Leiden en was niet betrokken bij het onderzoek. „Vooropgesteld: dat ze zulk oud bewerkt hout hebben gevonden, is heel bijzonder. De methode die ze gebruikt hebben om het te dateren, is vernieuwend, en ziet er goed uit. Dat het hier gaat om bewust vervaardigde artefacten, staat voor mij ook vast. Ik weet alleen niet of die ene balk met een inkeping erin genoeg is om over een structuur te kunnen spreken, zoals de onderzoekers doen.”

Want als deze vindplaats zo uitzonderlijk goed geconserveerd is, waar is dan de rest van het bouwwerk, vraagt Chu zich af. „Dan zou je meer balken verwachten. Het zou goed kunnen dat er gewoon niet meer was dan deze constructie. Dan zou het kunnen gaan om een visval, of een teken om een bepaalde plek te kunnen onthouden.”

Het blijft gissen, denkt Chu. „Omdat we zo weinig materiaal uit deze tijd hebben, is het moeilijk om aan te tonen hoe vroege mensachtigen leefden. We moeten oppassen om voor ons vanzelfsprekende concepten – je bouwt een huis om in te wonen, of een platform om over te lopen – te projecteren op een heel andere tijd.”