Staal no.: 1132B
Naam: Westerse levensboom
Botanische naam: Thuja occidentalis L.
Familie: Cupressaceae
Gebied: Noord-oostelijk Noord Amerika
Herkomst monster: Botanische Tuin T.U. Delft
Vol. massa: 450 - 550 kg/m3 luchtdroog, aan de monsters gemeten
Algemeen: Thuja is een naaldhoutgeslacht met 2 soorten in N.-Amerika en 3 in het uiterste oosten van Azië. Het geslacht is nauw verwant aan Thujopsis (NEH.nr. 808). Thuja occidentalis vormt in zijn natuurlijke omgeving een boom tot 15 (- 25) m hoog bij een stamdiameter tot 1 (- 1,5) m (zie NEH.nr. 1132A – nog uit te geven). In Europa in cultuur wordt hij tot 5 (- 15) m hoog bij een stam diameter tot 0,5 (- 1) m. Er bestaan zeer veel cultivars, waaronder veel dwergvormen die niet hoger worden dan 1 m. Een snelgroeiende vorm is T. occidentalis cv. ‘Lutea’, die onder goede omstandigheden de Amerikaanse afmetingen kan bereiken.
Techn. gegevens: Het kernhout is lichtbruin en tekent duidelijk, maar niet scherp af tegen het tot ca. 25 mm brede, iets lichtere spint. De draad is recht, de nerf (voor naaldhout) matig fijn. Het is niet sterk en weinig schokbestendig. Het splijt gemakkelijk, ook tangentiaal, waardoor gemakkelijk ringscheuren kunnen optreden. Het heeft een karakteristieke, fris ceder-achtige geur. Het in Nederland gegroeide hout is gemiddeld zwaarder dan dat van Amerikaanse bodem. Het heeft vooral duidelijker laathoutzones in de groeiringen. Het droogt gemakkelijk met weinig krimp en vervorming, en het gedraagt zich stabiel na het drogen. Het is handmatig gemakkelijk te bewerken, machinaal wat moeilijker omdat het zacht en vooral bros is. Het laat zich goed schuren en hiermee glad afwerken. Het is goed te lijmen. Het is duurzaam, zelfs in contact met de grond.
Gebruik: De boom voornamelijk als haag- en sierbeplanting. Het hout wordt in Nederland niet gebruikt.
Pakket: 128, december 2012

Login om meer te lezen...